Weer mensen dood.
Dood, dood, dood.
Ik kan het niet meer horen.
Overal bloed en rauw vlees.
In Gods naam, stop ermee,
in de naam van Allah…
De demonen zijn losgebroken
over het uitverkoren volk.
Wie is de god van Israël?
Een duivel, een tiran?
De slang spuit haar gif in
de Achilleshiel van het Midden-Oosten.
Shalom, broeders.
A-salaam-aleikum.
Welke vrede?
Welke vrede?
Onbereikbaar
en gestorven in de loop der geschiedenis.
Kan iemand mij vertellen hoe dit heeft kunnen gebeuren?
Kan iemand mij vertellen hoe de haat de liefde
uit het hart heeft verbannen?
Kan iemand mij vertellen waar de warmte is gebleven
in een land met zoveel zon?
Geen antwoord.
Het is ondragelijk.
Hoor je mij? Het is ondragelijk.
De woede brandt als de hel.
De haat verteert het lichaam
tot een verdroogde, lege huid.
Moet het dan zo eindigen?
Een stoffige woestijn is overgebleven,
zonder gelukkige kinderen.
Waar zijn de tedere handen
van vaders en moeders
die de hoofden van hun kinderen
liefdevol tegen zich aandrukken?
Zo kan het toch nooit meer lente worden.
Hees is mijn stem
van het roepen in de woestijn.
Kalmeer toch eindelijk,
ontspan
en laat het gaan…
Begraaf het in de Dode Zee
Trek het harnas uit
en kijk elkaar in de ogen.
Asjeblieft, smeek ik.
Israël, trek je scharlaken mantel aan.
Palestina, zet het goud op je hoofd.
Luister naar het gezang van de nachtegaal.
Het wordt een mooie nacht
met een heldere sterrenhemel.
Samen moeten jullie de poolster vinden.
Neem elkaars hand
en ook al zegt het verstand
dat het onmogelijk is…
Laat je hart spreken
en zeg hardop
misschien één keer:
ik hou van je.
Hedy Hempe – 2002